Is het een fabeltje dat katten geen smaak hebben?

Er wordt nogal eens beweerd dat katten geen smaakzin zouden hebben en enkel en alleen eten met hun reukzin, maar klopt dat ook? Kort door de bocht kunnen we dit fabeltje ontkrachten want een kat heeft wel degelijk smaakpapillen. Toch zit er in deze bewering een heel klein beetje waarheid. De reukzin van katten is fenomenaal goed ontwikkeld terwijl hun smaakzin dit helemaal niet is. Daardoor kan een kat als het ware haar eten ‘proeven’ op basis van de geur van dat eten.

Een kat heeft relatief weinig smaakpapillen

Als we de smaakpapillen van een kat vergelijken met die van een mens, dan zien we dat het vermogen om te proeven voor de kat inderdaad minder belangrijk is dan voor de mens. Wij, baasjes, hebben gemiddeld 9000 smaakpapillen terwijl katten er minder dan 500 hebben. Een hond daarentegen heeft er ongeveer 1500.

De smaakknoppen van de kat bevinden zich op de bovenzijde van de tong, in de keelholte, op het strotklepje en op het verhemelte. De knoppen op de tong zijn de zogeheten smaakpapillen.

Liever bitter dan zoet

Een kat kan goed het verschil proeven tussen bitter en zuur maar vraag hen niet om een verschil te zoeken tussen zoet en zout. Om een kat zout te laten proeven, moet zijn voeding al een heel erg hoog zoutgehalte bevatten. Uiteraard, wordt dit nooit gedaan want zout is echter zeer slecht voor hun nieren. Katten hebben een voorkeur voor zure en in mindere mate voor bittere en zoute smaken. Zoete of suikerrijke voeding daarentegen, vinden ze vaak niet zo lekker. Al verschilt dat natuurlijk ook sterk van kat tot kat. Een positief gevolg van het feit dat katten een grote gevoeligheid hebben voor bitter, is dat het hen helpt om giftige stoffen te herkennen.

Een kat ruikt alles

Ten opzichte van de smaakzin, is de reukzin bij katten zeer sterk ontwikkeld. Doordat de smaakzin hiermee verbonden is, komt alle smaakinformatie immers terecht in de geurzone van de hersenen. Of de kat dan wel of geen smakelijke maaltijd voor hem heeft staan, proeft ze met haar reukzin. Als we opnieuw even de vergelijking maken met de baasjes, heeft de kat ongeveer driedubbel zoveel reukcellen als zijn baasje. Een hond heeft er bovendien zelfs meer dan het dubbele van een kat.

Probeerde je je kat of hond al eens medicatie te doen nemen door deze te vermengen in zijn voedsel? Dan begrijp je nu waarschijnlijk waarom dat niet zo’n slim idee was.

De reukzin van een kat is bovendien zo sterk ontwikkeld dat de kat zelfs ruikt of voedsel vers genoeg is en of water geschikt is om te drinken. Waarschijnlijk heeft jouw kat ook een duidelijke voorkeur voor vis, lam, kip of rund? Dat heeft ook te maken met het feit dat een kat deze verschillende geuren goed kan onderscheiden.

Het klopt dus wel dat een kat een kieskeurige eter is. Ze beslist dus grotendeels op basis van de geur of haar voeding lekker is of niet.